Voortijdig schoolverlaten (VSV)

Het behalen van een startkwalificatie voor zoveel mogelijk jongeren is een doelstelling van de Rijksoverheid. Een startkwalificatie is een mbo-2, havo- of vwo-diploma.
In 2016-2017 vielen 23.744 jongeren uit. In 2002 waren dit er nog zo’n 71.000. De vsv-aantallen van 2016-2017 zijn nagenoeg vergelijkbaar met die van de voorgaande jaren. Vanaf 2016-2017 wordt voor de berekening van de vsv-cijfers, als gevolg van een kwaliteitsslag, gebruik gemaakt van een volledig geautomatiseerde bestandskoppeling. Dit heeft geleid tot een opwaartse correctie van het landelijk aantal met zo’n 570. Door deze verschillende rekenmethodes is een één-op-één vergelijking van de cijfers over 2016-2017 met eerdere jaren niet helemaal mogelijk.

Gemeten aan de landelijk gestelde prestatienormen scoren de scholen binnen de vereniging goed. Scholen worden beoordeeld op het percentage en aantal vsv’ers in de onderbouw, bovenbouw vmbo, bovenbouw havo en bovenbouw vwo.

In 2021 mogen in Nederland maximaal 20.000 nieuwe scholieren uitvallen zonder diploma. De overheid, scholen en gemeenten werken samen om schooluitval tegen te gaan. Hiervoor zetten zij verschillende maatregelen in. Leerplichtambtenaren en medewerkers van het Regionaal Meld- en Coördinatiepunt (RMC) begeleiden jongeren die spijbelen of helemaal van school (willen) gaan. In elke regio is de situatie weer anders. Dat vraagt om een aanpak op maat. Scholen en gemeenten binnen hun eigen regio bekijken welke aanvullende maatregelen zij inzetten.

Convenant

Alle scholen van de vereniging hebben met de ondertekening van een regionaal VSV-convenant aangegeven zich in te zetten voor het terugdringen van schooluitval. Per regio zijn verbetermaatregelen vastgelegd. De scholen nemen in hun schoolplan en/of schoolgids op welke aanvullende maatregelen zij treffen om vroegtijdig schoolverlaten tegen te gaan.