Analyse van het resultaat 2019

Het resultaat bedraagt € 7,0 miljoen en is daarmee € 9,9 miljoen positiever dan begroot. In onderstaande tabel is per entiteit het verschil tussen het resultaat en de begroting zichtbaar gemaakt. Hieronder wordt verder, in hoofdlijnen, het verschil tussen het gerealiseerde en het begrote exploitatieresultaat verklaard.

 

Realisatie

Begroting

Verschil

Scholen

5.596

-2.750

8.346

Verenigingstaken / raad van bestuur

1.658

47

1.611

OMO-bureau

101

-

101

Gelieerde stichtingen

-48

11

-59

Doordecentralisatiebedrijven

-274

-184

-90

Totaal

7.033

-2.876

9.909

Tabel 8: Begroot en gerealiseerd resultaat (bedragen x € 1.000)

Scholen

Het resultaat van de scholen gezamenlijk bedraagt € 5,6 miljoen positief en wijkt daarmee

€ 8,3 miljoen positief af van de begroting. De verklaring voor deze positieve afwijking is op hoofdlijnen als volgt:

  • De lumpsumopbrengsten bedragen € 455,5 miljoen en zijn € 9,3 miljoen hoger dan begroot. De grootste verschillen worden veroorzaakt door:

  • De definitieve GPL bijdragen voor het voortgezet onderwijs voor 2019 zijn bekendgemaakt in augustus 2019. De totale stijging van de GPL in 2019 bedraagt 3,13%. In de begroting is uitgegaan van 1,25% die op dat moment bekend was.

  • Het leerlingaantal per 1 oktober 2018 is 91 leerlingen hoger dan begroot.

  • De totale OCW subsidieopbrengsten bedragen € 59,6 miljoen en zijn daarmee € 7,0 miljoen hoger dan begroot. Dit verschil wordt voor een deel veroorzaakt door het hogere LWOO/PrO budget dat vanuit de samenwerkingsverbanden wordt verstrekt. In totaal wordt € 3,1 miljoen meer ontvangen vanuit de samenwerkingsverbanden dan begroot. Daarnaast wordt dit voor een deel veroorzaakt door hogere prestatieboxgelden. Deze zijn namelijk € 2,5 miljoen hoger dan begroot door de aanpassing van het bedrag per leerling.

  • De overige overheidsbijdragen en -subsidies zijn € 0,2 miljoen hoger dan begroot. De overige baten zijn € 2,5 miljoen hoger dan begroot. Hiervan wordt € 0,9 miljoen veroorzaakt door hoger dan begrote ouderbijdragen.

  • De personele lasten bedragen € 460,1 miljoen en zijn € 9,2 miljoen hoger dan begroot (2,0% t.o.v. begroting).

  • De formatie is gemiddeld 147,3 fte hoger dan begroot. De salarislasten zijn hierdoor € 11,0 miljoen hoger (147,3 fte * begrote GSK van € 74.790). De formatie gedurende schooljaar 2018-2019 was circa 83,9 fte hoger dan begroot en in schooljaar 2019-2020 gemiddeld 236,1 fte hoger dan begroot.

  • De gemiddelde salariskosten (GSK) bedragen € 74.310 per fte en zijn € 480 lager dan begroot. Hierdoor zijn de verwachte loonkosten € 2,7 miljoen lager dan begroot (5.593,9 fte * € 480). De gemiddelde salariskosten zijn met 1,8% gestegen ten opzichte van 2018 (€ 74.310 in 2019 ten opzichte van € 72.970 in 2018), wat voornamelijk wordt veroorzaakt door de salarisverhoging per 1 juni 2019 (effect van 1,25%) en de stijging van de pensioenlasten (effect van 1,1%). De oorzaak van het verschil tussen de begrote en werkelijke GSK in 2019 is dat het grootste deel van de overschrijding van de formatie bestaat uit LB-docenten en vervanging, resulterend in een lagere GSK.

  • De kosten voor personeel niet in loondienst bedragen € 20,5 miljoen en zijn € 2,7 miljoen (15,3% t.o.v. begroting en 0,6% t.o.v. totale personele lasten) hoger dan begroot. De kosten voor personeel niet in loondienst bedragen 4,7% van de totale personele lasten. In 2018 bedroeg dit percentage 4,9%.

  • De overige personele lasten zijn € 0,2 miljoen lager dan begroot.

  • De ontvangen uitkeringen zijn € 2,0 miljoen hoger dan begroot en verlagen derhalve de kosten.

    • De afschrijvingslasten bedragen € 14,0 miljoen en zijn € 0,4 miljoen lager dan begroot (2,8% t.o.v. begroting en 0,1% t.o.v. totale lasten). De voornaamste verklaring voor deze daling is dat er in 2019 € 7,8 miljoen (42,2% t.o.v. begroting) minder wordt geïnvesteerd dan begroot en dat investeringen later worden uitgevoerd dan gepland, waardoor de afschrijvingskosten tevens verschuiven. Daarnaast zijn techniekgelden ingezet als investeringssubsidie, wat tevens resulteert in lagere afschrijvingskosten.

    • De huisvestingslasten bedragen € 23,4 miljoen en zijn € 1,8 miljoen hoger dan begroot (8,3% t.o.v. begroting en 0,3% t.o.v. totale lasten). Dit wordt met name veroorzaakt door hogere onderhoudskosten (€ 0,8 miljoen hoger dan begroot) en hogere overige huisvestingslasten (€ 0,7 miljoen extra).

    • De overige lasten bedragen € 51,8 miljoen en zijn € 0,4 miljoen hoger dan begroot door diverse afwijkingen.

Verenigingstaken en raad van bestuur

Het resultaat van de vereniging en de raad van bestuur wijkt € 1,7 miljoen positief af van de begroting. De belangrijkste oorzaken zijn:

  • € 0,7 miljoen reservering voor compensatie negatieve reserves Jeroen Bosch College;

  • € 0,5 miljoen lagere kosten voor eigen risicodragerschap;

  • € 0,3 miljoen hogere WGA kosten;

  • € 0,1 miljoen lagere kosten OMO Cloud;

  • € 0,2 miljoen lagere kosten voor fricties personeelsaangelegenheden;

  • € 0,3 miljoen lagere advieskosten;

  • € 0,2 miljoen hogere lonen en salarissen schoolleiders;

  • € 0,2 miljoen hogere kosten voor personeel niet in loondienst;

  • € 0,2 miljoen hogere wervingskosten schoolleiders en raad van bestuur.

OMO-bureau

Het resultaat van het OMO-bureau bedraagt € 98.000 positief. Een aantal vacatures zijn ingevuld door de inhuur van extern personeel, resulterend in lagere lonen en salarissen (€ 0,3 miljoen) en hogere kosten voor personeel niet in loondienst (€ 0,3 miljoen). Kopieerkosten, studiekosten, automatiseringslasten en onvoorziene kosten vallen lager uit dan begroot.

Gelieerde stichtingen en doordecentralisatiebedrijven

Het resultaat van de gelieerde stichtingen en doordecentralisatiebedrijven is € 0,1 miljoen lager dan begroot.

Resultaatbestemming

In deze jaarrekening zijn de resultaatbestemmingen verwerkt over het verslagjaar 2019.