Passend onderwijs

De vereniging vindt het belangrijk dat de talenten van kinderen optimaal ontwikkeld worden. Het ene kind heeft daar meer ondersteuning bij nodig dan het andere kind. Passend onderwijs zorgt ervoor dat leerlingen onderwijs krijgen dat bij ze past, dat ze ondersteuning krijgen als dat nodig is en dat er minder leerlingen thuis komen te zitten. Scholen in een regio werken samen in een samenwerkingsverband passend onderwijs. De scholen van de vereniging zijn vertegenwoordigd in tien regionale samenwerkingsverbanden passend onderwijs (bijlage 5).

In ieder samenwerkingsverband vertegenwoordigen een of meerdere rector(en)/algemeen directeur(en) de vereniging. Dit staat beschreven in het managementstatuut van de vereniging. In 2019 zijn er verschillende wisselingen geweest in deze vertegenwoordiging. Dit is juridisch vastgelegd.

De werkgroep passend onderwijs wordt gevormd door de tien rectoren/algemeen directeuren van de vereniging die zitting hebben in het bestuur van een samenwerkingsverband. Kennis wordt gedeeld en men vervult naar elkaar toe de rol van ‘critical friend’. Onderwerpen die in 2019 aan de orde zijn geweest, zijn de verevening, het voortgezet speciaal onderwijs, transitie jeugdzorg, ‘factsheets’, en de landelijke evaluatie passend onderwijs. Passend onderwijs komt daarnaast terug in de gesprekken over onderwijskwaliteit tussen de scholen en de raad van bestuur.

Binnen ieder samenwerkingsverband worden afspraken gemaakt over welke basisondersteuning op de diverse scholen geboden wordt, welke voorzieningen voor extra ondersteuning er zijn en hoe de middelen verdeeld worden.

Van belang is te weten aan welke doelen van passend onderwijs de middelen, die scholen uit het rijk krijgen (lumpsum) en de middelen die vanuit de samenwerkingsverbanden zijn toegekend, zijn uitgegeven. Ook is het interessant om te zien hoe de besturen uit de samenwerkingsverbanden tot die doelen gekomen zijn. Zowel lumpsum middelen als middelen die via de samenwerkingsverbanden verkregen zijn worden ingezet ter versterking van de interne zorgstructuur. Deze kan op verschillende scholen anders zijn, passend bij de cultuur en manier van werken van de school. Doorgaans zijn er ook mogelijkheden op de scholen voor preventieve en curatieve inzet van middelen zoals sociale vaardigheidstrainingen, trainingen om faalangst te verminderen, begeleiding van dyslexie en dyscalculie en dergelijke. Arrangementen en maatwerktrajecten worden doorgaans uit de budgetten van de samenwerkingsverbanden betaald. Verder investeren veel samenwerkingsverbanden in de verdere professionalisering van docenten en ondersteunend personeel. Meer informatie hierover, opgesplitst per samenwerkingsverband, is te vinden in bijlage 6.

In 2019 zijn alle samenwerkingsverbanden beschreven in zogenoemde ‘factsheets’. Deze ‘factsheets’ geven tekstuele, financiële en getalsmatige informatie over ieder samenwerkingsverband. Ze bieden zicht op de inzet van middelen voor passend onderwijs. Ook worden de bijzonderheden van ieder samenwerkingsverband genoemd. Met deze ‘factsheets’ is het eenvoudiger om de verschillende samenwerkingsverbanden met elkaar te vergelijken.

Eind 2019 is de landelijke evaluatie passend onderwijs voorbereid. De wet passend onderwijs is per 1 augustus 2014 in werking getreden en wordt begin 2020 geëvalueerd. Door de vereniging is ook in kaart gebracht hoe er wordt aangekeken tegen passend onderwijs. Met zorg- en ondersteuningscoördinatoren is aan de hand van stellingen gesproken over dit onderwerp. Ook met de werkgroep passend onderwijs is de discussie gevoerd.
In het collectief schoolleiders overleg (cso) zijn de conclusies gedeeld. In hoofdlijnen is de conclusie getrokken dat de vereniging door wil gaan met passend onderwijs en de ingezette ontwikkeling en geen fundamentele wetswijzigingen wil. Verbetering van de samenwerking met gemeenten (jeugdhulp en leerplicht) is nodig. De systeemtechnische benadering van de verevening kan kansenongelijkheid creëren. Ook moet er aandacht zijn voor de financiering van leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) en praktijkonderwijs (pro). Een advies is om in de lerarenopleidingen meer aandacht te besteden aan pedagogiek, leerling-problematiek en groepsprocessen.